10 april 2007

GODSDIENSTVRIJHEID

Vorige week ontstond opnieuw wat beroering over religieuze dresscodes. Walter De Smedt, een Antwerpse rechter, zette een joodse man uit de rechtszaal nadat die had geweigerd zijn keppeltje af te nemen om "geloofsoverwegingen". En nog steeds naar aanleiding van de neutraliteitseis voor “loketbedienden” die door het stadsbestuur van Antwerpen werd uitgevaardigd, stelde BOEH een soort manifest op tegen deze vermeende "discriminatie" van moslima's. BOEH is in hoofdzaak een platform van conservatieve islamorganisaties: Actiecomité Moslimvrouwen Vlaanderen (AMV), Al Minara, Arabisch-Europese Liga (AEL), Blijf van mijn hoofddoek!, FC Poppesnor, Platform Allochtone Vrouwen (PAV), Vereniging voor Ontwikkeling en Emancipatie van Moslims (VOEM), Vrouwen Overleg Komitee (VOK)

Deze incidenten bewijzen hoe zeer onze samenleving worstelt met de betekenis van de godsdienstvrijheid, het wezen van de democratische lekenstaat of liberale rechtsstaat, en de delicate evenwichten binnen en tussen de mensenrechten.

Een commentaar was: de rechtbank behoort neutraal te zijn, de getuigen en beklaagden niet. Voor hen gelden de liberale vrijheden, waaronder die van godsdienst en zelfexpressie.

Daardoor begrijpt men het wezen van de godsdienstvrijheid verkeerd. Godsdienstvrijheid in een lekenstaat betekent niet dat een godsdienst alle vrijheid heeft. Dat is een theocratie. Godsdienstvrijheid in een lekenstaat betekent juist dat de vrijheid van elke godsdienst afzonderlijk beperkt is, om het samenleven van verschillende godsdiensten mogelijk te maken en om de integriteit van de persoon te garanderen. Godsdienstvrijheid betekent vrijheid van keuze tussen godsdiensten, ook vrijheid om van godsdienst te veranderen, godsdienstvrijheid betekent niet dat godsdienst een vrijgeleide is tot om het even wat, laat staan om de wet te overtreden.

Een ander commentaar is: een keppeltje of een hoofddoek (hijab) is geen "gewoon" hoofddeksel. Ook dit argument is onaanvaardbaar binnen een liberale rechtsstaat. Ofwel immers zou het impliceren dat de godsdienstige voorschriften boven de seculiere wet staan, ofwel zou het impliceren dat "erkende" godsdiensten bijzondere voorkeursbehandelingen verdienen. Het eerste is strijdig met de scheiding tussen kerk en staat, het tweede zou een discriminatie inhouden van niet-erkende godsdiensten.

De UVRM zegt duidelijk:

Artikel 18: "Een ieder heeft recht op vrijheid van gedachten, geweten en godsdienst; dit recht omvat tevens de vrijheid om van godsdienst of overtuiging te veranderen, alsmede de vrijheid hetzij alleen, hetzij met anderen zowel in het openbaar als in zijn particuliere leven zijn godsdienst of overtuiging te belijden door het onderwijzen ervan, door praktische toepassing, door eredienst en de inachtneming van geboden en voorschriften".

Artikel 3: "Een ieder heeft het recht op leven, vrijheid en onschendbaarheid van zijn persoon."

Artikel 4: "Niemand zal in slavernij of horigheid gehouden worden. Slavernij en slavenhandel in iedere vorm zijn verboden."

Artikel 5: "Niemand zal onderworpen worden aan folteringen, noch aan een wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing."

Ook "kleine" religies hebben dus rechten, en godsdienstige voorschriften mogen de integriteit van de persoon niet schenden. Daar kom ik verder op terug.

Nog een ander commentaar houdt in dat het individuele burger vrij kiest aan welke godsdienstige voorschriften hij zich onderwerpt. Het argument godsdienstvrijheid wordt dan geruild voor "individuele" vrijheid. Dit argument is eigenlijk nog erger dan dat van het vermeende recht op religieuze orthodoxie, omdat men hier terugvalt op een soort "IK-absolutisme" of "IK-theocratie" waarbij het burger zelf is die zich met zijn grillen boven de wet stelt. Ook zulks is onaanvaardbaar.

Weer een commentaar is dat een neutraliteitseis die ervaren wordt als hoofddoekverbod, kan leiden tot minder emancipatie, omdat boerka- en hoofddoekdragende moslima’s zich dan binnenshuis zouden "opsluiten". Hierbij spreekt men zichzelf dan tegen: als de moslima's zelf vrij kiezen voor hun dresscode, dan zijn ze ook zelf verantwoordelijk voor de gevolgen van hun keuze, en niet de overheid die de neutraliteitseis oplegt.

Of weer een andere opmerking is dat een boerkaverbod niet werkbaar zou zijn, wegens verwarring met motorhelmen, geblindeerde autoruiten, zonnebrillen, grote hoeden, ... . Die argumentatie is echte larie, omdat die voorbeelden gebonden zijn aan een concrete situatie, en de drager van een zonnebril zich niet op één of andere religieuze verplichting zal beroepen in de rechtszaal ten einde zijn zonnebril niet te moeten afzetten. De tegenstanders van een neutraliteitseis ervaren de minste verplichting om nog maar heel even de hoofddoek of het keppeltje af te zetten, al als een inbreuk op ofwel de voorschriften ofwel op het absolutisme van het eigen keuze: "…de vrouw beslist", alsof er geen wet zou bestaan. Wie zo redeneert over een zonnebril of een motorhelm, moet ik nog tegenkomen.

Een belangrijke bedenking is welk doel de godsdienstvoorschriften dienen of wat hun symboliek is. In het geval van de boerka leidt het tot een gestoorde communicatie tussen de moslima en haar omgeving. In het geval van de hijab verwijst de hoofddoek ondubbelzinnig naar een ideologie van valse schuldgevoelens, naar hel en verdoemenis en naar sociale segregatie tussen gelovigen en ongelovigen, tussen moslims en westerlingen. En misschien verwijst het keppeltje naar ietwat te veel nederigheid tegenover Jaweh. De religieuze dresscode is meestal veel meer en eerder een gedragscode, bv het verbod om zich als vrouw te gedragen als een man of om zich te kleden als of op te houden met een "ongelovige". Of korter: de vraag is relevant in hoeverre de opgeëiste voorkeursbehandelingen in wezen geen schendingen zijn van de integriteit van de mens en van de menselijke waardigheid. Of daar "vrij" voor gekozen wordt of niet, verandert daar niets aan.

Godsdienstvrijheid betekent, zoals reeds vermeld, ook de vrijheid om van godsdienst te veranderen en het verbod anderen tot een bepaalde godsdienst te dwingen of te manipuleren. In verband met de islam, is het duidelijk dat een neutraliteitseis, islamverlaters kan beschermen. Uiteraard is het steeds nodig de invoering van een neutraliteitseis zorgvuldig te verantwoorden aan de hand van de context, na te gaan of er geen uitzonderingen nodig zijn, en of er geen gevaar is van indirecte discriminatie (bv door combinatie van een activeringsbeleid of de leerplicht met een neutraliteitseis), maar dat weerlegt echter niet dat een bestuurlijke overheid neutraliteit kan eisen, zonder daardoor te discrimineren.

Er is echter meer. De joodse man in de Antwerpse rechtbank moest dan wel zijn hoofd ontbloten, maar hij werd wel na tussenkomst van een advocate, vrijgesproken van de aanklacht niet opgedaagd te zijn als bijzitter bij de verkiezingen van 8 oktober.

Hij zou geen oproeping hebben gekregen, maar stel dat hij daar afwezig was geweest om religieuze redenen en dat deze redenen de grond van de vrijspraak waren? Zulks zou een bijzonder ernstige zaak zijn, want het zou betekenen dat andere seculiere en mogelijk zeer gefundeerde (gewetens)bezwaren het moeten afleggen tegen het excuus van de godsdienstige voorschriften, en dat bij gevolg "gewone" burgers worden veroordeeld voor gelijkaardige feiten waarvoor een ander om "religieuze redenen" kan worden vrijgesproken (bv. bivakmuts versus boerka, pet versus hijab, druggebruik om religieuze versus om medische redenen).

En dat is pas werkelijke discriminatie, maar van de seculiere burger ditmaal. Democratie betekent dat godsdienst ondergeschikt is aan de wet, en de wet ondergeschikt aan objectiverende waarheid en aan de natuur. Wie die volgorde door elkaar gooit, ondermijnt de liberale lekenstaat.

Geen opmerkingen: