26 januari 2008

NAAR EEN MODERN BELGIË (4): DEMOCRATIE

De regimecrisis is zowel oorzaak als gevolg van een gebrekkige werking van onze democratie. De huidige communautaire crisis is dus niet in de laatste plaats een crisis van de Belgisch democratie, integendeel. Willen we de communautaire problemen oplossen, is het nodig ook de werking van de instellingen vanuit democratisch oogpunt te optimaliseren. Daartoe is eerst een analyse nodig van wat scheef gegroeid is, van de anomalieën binnen de Belgische democratie .

Het belangrijkste probleem in het kader van communautaire onderhandelingen, is het feit dat daarbij naar schatting drie miljoen Nederlandstalige Belgen politiek niet vertegenwoordigd zijn. De Vlaamse politiek stelt haar standpunt immers voor als het standpunt van "De Vlaming", u weet wel, de één en ondeelbare. Dat er numeriek evenveel "Vlamingen" als "Walen" zijn die met België verder willen en geen vragende partij zijn voor "verdere regionaliseringen", is de laatste zorg op deze wereld van de Vlaamse politiek, die de consequent logica van de particratie volgt.

Nochtans bestaat er zoiets als "het recht om gehoord te worden" , en dat recht wordt door de Vlaamse politiek dagelijks geschonden in communautaire kwesties. De Nederlandstalige Belgen, zijn de "ongehoorde Belgen" , de Vlaamse politieke is er uitsluitend voor en door flaminganten.

De communautaire eensgezindheid onder de Vlaamse politici is een valse consensus die voortkomt uit een overdosis particratie. De partijbesturen worden exclusief door flaminganten bevolkt, wie geen flamingant is, maakt geen kans op politieke carrière in "Vlaanderen". De partijprogramma’s werden op elkaar afgestemd zodat de kiezer ze niet meer kan logenstraffen. Zij hebben de keuze tussen een Vlaamse Leeuw met bruine, rode, oranje of rode tong, maar ze zijn gedoemd om voor "meer Vlaanderen" te stemmen, dat is zo geregeld door onderlinge overeenkomst tussen de partijen. De Vlaamse politiek is geen spiegel van de Nederlandstalige bevolking. Een consensus over staatshervorming bestaat wel binnen de Vlaamse politiek, maar niet binnen Nederlandstalige bevolking. Onder de Vlaamse burgers heerst een communautaire verdeeldheid die door de Vlaamse politici deskundig taboe werd verklaard en weggemoffeld.

De ex-Volksunie vergiftigt België, dat is duidelijk. De eerste afsplitsing van de Volksunie was het Vlaams Blok, later Vlaams Belang genoemd. Daarna volgden ID-21, Spirit, N-VA, en een aantal VU-politici verschoven naar Groen!. Door kartelvorming infiltreerden zij in de Vlaamse particratie. Het gevolg is dat de ex-VU in elke partij weegt. Binnen de huidige Octopusgroep zijn 4 van de 9 Vlaamse onderhandelaars ex-VU, nog eens 4 van de 9 behoren tot een kartelpartner van N-VA.

De huidige anti-Belgische filters zijn een expressie van de inquisitiementaliteit van de Vlaamse politiek, die niet alleen van alle Vlamingen flaminganten wil maken, maar die vooral de Vlaams-nationale geloofszuiverheid binnen de Vlaamse politiek wil veilig stellen.

CD&V en KVHV zetten zich in voor de reactionaire strijd voor een katholiek Europa. Lekenactivisten hebben de fakkel overgenomen van de Kerk, wat vroeger solidarisme heette, noemt men nu personalisme. De stap van daaruit naar extreem-rechts, is klein. Daarom is de huidige CD&V een mini-Vlaams Belang, een partij van "half"-anti-democratische extremisten.

Een gevolg van al dat flamingant gemanipuleer, of een middel ervan, is een bijna volledig irrationeel discours, waarbij het gebruik van drogredenen de regel is, en naar alle waarschijnlijkheid op partijbijeenkomsten wordt ingeoefend.

Politieke keuzes worden "bewezen", redeneringen draaien in cirkels, tegenstrevers worden verdacht gemaakt, er wordt eindeloos gespeeld op de dubbele betekenis van woorden, stijl lijkt belangrijker dan inhoud, er wordt gerepliceerd op onbestaande argumenten, men speelt op de man in plaats van op de bal, valse dilemma’s rollen in overvloed, er wordt geridiculiseerd en gedreigd met gevolgen, anachronismen opgedist, of gewoon onzinnige praat verkocht. Irrationalisme vernietigt het politieke debat, de Vlaamse politiek is daar een treffend voorbeeld van.

Tot de aanpassingen die leiden in de richting van een modern België, een België dat gebouwd wordt op de waarden van de moderniteit, behoren dan ook de nodige stappen naar herstel van onze democratie, maatregelen die onze democratie verdiepen en vooral: herwaarderen. Het is nodig te evolueren van een irrationele flamingante particratie naar een redelijke Belgische democratie.

De afschaffing van de senaat is dan ook een slecht idee. Daardoor komt alle parlementaire controle bij de Kamer te liggen, die al te gemakkelijk door partijtucht manipuleerbaar is. In combinatie met een protocollaire functie van de monarchie, zou dit een te aanzienlijke macht geven aan de Eerste Minister. Die zou in dat geval ontsnappen aan de controle van het parlement en aan die van het Staatshoofd. Elke democratie is gebouwd op machtsevenwicht en machtsspreiding, welke daardoor zouden verbroken worden. De senaat omvormen tot een communautair overlegcomité, zou de bevestiging inhouden van de Twee-Volkeren-Doctrine, en bijgevolg dus ook de negatie betekenen van de zelfbeschikking van de individuele burger.

Federale kieskringen en convergentiecriteria zijn dan weer geschikte initiatieven. Het komt tegemoet aan het gelijkheidsbeginsel dat elke Belg op elk politicus kan stemmen wat betreft de federale overheid. Gewestelijke beleidsmaatregelen die niet bestuur, maar vervreemding tot doel hebben, kunnen gezien worden als een misbruik van autonomie, en kunnen aldus ongrondwettelijk worden verklaard door een daartoe bevoegde rechtbank, bv de Raad van State of het Grondwettelijk Hof. Een hiërarchie in de wetgeving is daarbij noodzakelijk, dwz de Belgische wet moet boven de wetten en decreten van de andere bestuursniveaus staan.

De Belgische instellingen kunnen best niet georganiseerd worden volgens de principes van territorialiteit en uniformiteit, zoals het confederalisme nastreeft, maar wel volgens de principes van vrijheden en bestuurlijke gelaagdheid.

Bestuurlijke gelaagdheid betekent dat de wereld georganiseerd wordt als een bladerdeeg van bestuursniveaus, die elk bestaansrecht hebben en elk een eigen eigenheid belichamen. Het Vlaamse beleidsniveau heeft dus bestaansrecht, maar alleen in die mate dat het te maken heeft met objectieve specifieke kenmerken, dwz het feit dat de moedertaal in Vlaanderen overwegend Nederlands is. Andere bevoegdheden horen er niet thuis, en dienen aan andere bestuursniveaus toe te komen. Het Belgisch bestuursniveau kan gezien worden als het grondwettelijk niveau, met inbegrip van alle bevoegdheden die vasthangen aan het gelijkheidsbeginsel. Alle Belgen hebben in gelijke mate recht op bv. gezondheidszorg, arbeid en veiligheid, deze bevoegdheden horen dus thuis op het federale niveau. Arbeid is een federale kerntaak. Monetair beleid wordt steeds meer Europees, toerisme is streek gebonden en kan aan de provincies toekomen.

Elk beleidsniveau staat voor een wettelijk kader van burgerrechten en –vrijheden, binnen een mondiale gelaagdheid van bestuursniveaus. Geen wereldregering, geen wereld van dorpen, noch al dan niet conflicterende grote machtsblokken, maar mondiale bestuurlijke gelaagdheid is de meest gepaste manier om aan wereldburgerschap vorm te geven: Verenigde Naties, statenunies, naties, provincies, steden, districten. Het territorialiteitsbeginsel en de nationale soevereiniteit blijven daar bij aanwezig, maar behouden met een minimalistische invulling.

België is een historisch en politiek gefundeerd bestuursniveau. Als "bestuurlijk" gebied heeft het zich het sinds de antieke oudheid herhaaldelijk herbevestigd. Het huidige België is ontstaan als onderdeel van de democratiseringsgolf die rond 1830 door Europa ging tegen de Heilige Alliantie van Klemens von Metternich. Als federale natie waarborgt België een evenwicht tussen centralisering en decentralisering. Het is een bestuursniveau dat onze burgerlijke vrijheden en mensenrechten garandeert. Kortom: België heeft volwaardig bestaansrecht. De enige reden tot "verdamping" is de politieke agenda van flaminganten, die dit bestaansrecht ontkennen en een alleenrecht voor het Vlaamse bestuursniveau opeisen.

België staat als bestuursniveau voor het gelijkheidsbeginsel, en vele samenlevingsproblemen kunnen dan ook best benaderd worden vanuit de invalshoed van de anti-discriminatiewetgeving, ook als het om taalproblemen gaat. Het is duidelijk dat subsidiariteit haaks staat op het gelijkheidsbeginsel, en dat radicale subsidiariteit niets meer is dan een mooi woord voor georganiseerde discriminatie van overheidswege. In confrontatie met eventuele discriminaties en gevolgen van taalimperialisme (Frans, Engels Nederlands of welk dan ook), is het zinloos deze discriminaties tgv centralisering in te ruilen voor een andere discriminaties tgv decentralisering. Taalproblemen horen thuis in de anti-discriminatiewetgeving, en nergens anders.

In het kader van verdieping van de democratie promoten sommigen Directe Democratie, ook wel BROV genoemd. Zulk een referendum is fundamenteel verschillend van het concept "volksraadpleging". Een BROV gaat uit van een groep burgers die het initiatief nemen, de resultaten zijn bindend, en kunnen meestal inhoudelijk niet getoetst worden aan legale grondbeginselen of wetten. BROV is eigenlijk "democratie op zij platst" , een soort dictatuur van de meerderheid, en vooral een middel om de mensenrechten en de invloed van supranationale instellingen te omzeilen.

Een Volksraadpleging is dus geen BROV. Zij gaat uit van de regering, is niet noodzakelijk dwingend, en behoort de grondwet te respecteren. Juist daarom zijn volksraadplegingen een uitstekend middel om de mening van de burgers op te nemen als element in het dossier over een beleidsbeslissing. Bij zeer ingrijpende veranderingen zou het organiseren van een volksraadpleging best de regel zijn. Daartoe is het nodig een passende wetgeving over het organiseren van volksraadplegingen te maken, om manipulatie te vermijden. Zo is het vanzelfsprekend dat voorafgaand aan een volksraadpleging een diepgaand maatschappelijk debat noodzakelijk is, en dat de voorgelegde vragen adequaat geformuleerd zijn. Op die manier vormen volksraadplegingen een passend tegengewicht tegen de tendens naar particratie.

Meer concreet in verband met communautaire onderwerpen, is het duidelijk dat de omschakeling van federalisme naar confederalisme een ingrijpende verandering is, een "copernicaanse revolutie" om het met de woorden van zijn voorstanders te zeggen. Tot zulk een ingrijpende verandering kan men niet besluiten zonder de burgers te kennen, dwz het is anti-democratisch te besluiten tot een confederale ordening van België zonder volksraadpleging. Op dit ogenblik bestaat er geen meerderheid voor confederalisme, noch binnen België, noch binnen Vlaanderen, daarover bestaat alleen een consensus binnen de Vlaamse politiek.

Met de blik op een overzicht tussen alle democratische visies die nu de ronde doen, lijkt me het behoud van de representatieve democratie het meest aangewezen. Ook met het oog daarop zijn er aanpassingen nodig aan de huidige flamingante particratie.

De anti-Belgische filters in de partijbesturen moeten verdwijnen. Pro-Belgische politici moeten hun plaats kunnen innemen binnen de Vlaamse regering en in het Vlaams Parlement, wat op dit ogenblik niet meer mogelijk is. De rol van de ex-VU moet herbekeken worden. Partij-overkoepelende programma-afspraken zouden moeten aanvechtbaar zijn, omdat ze de burger in de onmogelijkheid brengen er tegen te stemmen. Maar vooral kan een communicatieve democratie groeien door het vergroten van het aantal, de rol en de invloed van ombudsdiensten, of door het opnemen van een communicatie-medewerker binnen elk kabinet, niet om nog beter de burgers wat wijs te maken met misleidend gespin, maar om een luisterend oor naar de burgers te leggen en om daadwerkelijk rekening te houden met onderbouwde bezwaren binnen de bevolking.

Minderhedenrechten worden tot nog toe in België en nog minder in Vlaanderen erkend, men kan dit moeiteloos een ware schande noemen. Het spreekt daarbij ook vanzelf dat taalkundige minderheden mogelijk zijn op basis van alle de drie landstalen. Burgerlijke vrijheden en –rechten moeten primeren boven het territorialiteitsbeginsel.

Eveneens om de particratie te democratiseren, maar ook om de zelfbeschikking en de waardigheid van de burgers te respecteren, zijn ook de afschaffing van de opkomstplicht en het minimaliseren van de partijtucht noodzakelijk. Misschien echter het belangrijkste element ter herstelling van onze democratie is een ethische code voor politici die vereist dat debat rationeel gevoerd wordt, met dien verstande dat rationeel geen synoniem is met "economisch van aard". Rationeel staat voor logische consistentie en menselijke redelijkheid die een opbouwend beleid beogen. Het politiek debat is op dit ogenblik vergeven van manipulaties, propaganda en een overvloedig gebruik van drogredenen, welke irrationaliteit elke vorm van constructief debat vernietigt. Het herstel van het parlementair debat is cruciaal voor het herstel van de democratie.

België staat voor het grondwettelijk kader van een moderne democratische lekenstaat. Daaruit volgt godsdienstvrijheid voor alle religies en levenswijze, maar ook zero-tolerantie ten aanzien van elke vorm van fundamentalisme, religieus of seculier. De actieve afwijzing van fundamentalisme is de essentie van de lekenstaat, het is een neutraliteit die de vrijheden van de burgers garandeert, omdat ze bepaalt dat geen burger de vrijheid van een ander burger mag schenden. De burger geniet (godsdienst)vrijheid omdat de lekenstaat niet toestaat dat de een burger zijn wil (in levensbeschouwing) oplegt aan een ander.

In een democratische lekenstaat zijn alle burgers vrij tot het aangaan van verbintenissen en het vormen van gemeenschappen, maar niemand heeft het recht anderen daartoe te dwingen. Niemand mag gedwongen worden toe te treden tot een gemeenschap, en ieder lid van een gemeenschap heeft het recht op afvalligheid.

De neutraliteit van de lekenstaat is geen onverschilligheid, maar betekent een actieve bescherming van burgerrechten. De ambtenaren en mandatarissen van die lekenstaat dienen dan ook die neutraliteit te belichamen, voor zover en wanneer zij hun functie uitoefenen. Hun engagement tot neutraliteit is een (van de) garantie(s) voor maatschappelijke veiligheid.

Confederalisme is geen levensbeschouwelijk neutraal concept. Het stoelt op het katholieke personalisme of om een seculiere zingeving op basis van taal, culturele identiteit of "Volk". Confederalisme aan de bevolking opdringen, is dus een strategie om de scheiding tussen Kerk en Staat te doorbreken, meer bepaald door het opleggen van een eenheid tussen Volk en Staat.

Het is daarom nodig vast te leggen dat "Scheiding tussen Kerk en Staat" de "Scheiding tussen Volk en Staat" impliceert. Een scheiding tussen Volk en Staat betekent dat de overheid binnen haar grenzen het bestaansrecht erkent van verschillende etnieën en culturen, dat de overheid zorgt voor een legaal kader waarbinnen deze culturen samenleven, en dat het concept “Staatsvolk” evenzeer verworpen wordt als “Staatsgodsdienst”. Binnen een democratische lekenstaat is het onaanvaardbaar dat een cultuur (alle) andere tracht weg te werken en alleen aan zichzelf bestaanrecht toekent. In een democratische lekenstaat is het principieel uitgesloten dat een volk, geloof of cultuur zich tracht te ontwikkelen door de andere te vernietigen. Die beperking geldt ook voor de aanbidders van het "Vlaamse Volk", voor de flaminganten.

Om te hernemen: de huidige regimecrisis is zowel oorzaak als gevolg van een gebrekkige werking van onze democratie. Daaruit volgt dat deze crisis niet duurzaam kan overwonnen worden zonder diepgaande bezinning op en herstel van de Belgische democratische instellingen. Laat ons dat aspect dus zeker niet verwaarlozen of vergeten.

Ga terug naar "Naar een Modern België (1): Eenheidsfederalisme"

12 januari 2008

NAAR EEN MODERN BELGIË (3): HUMANISME

België, Europa, onze samenleving is het slachtoffer van volkerendenken dat een eenheid van "volk" en territorium, "volk en staat" wenst. Op Europees vlak uit het volkerendenken zich in het streven naar een "Europa der volkeren", op Belgisch vlak uit dit denken zich in confederalisme en separatisme. Het volkerendenken is een hedendaagse manier om de scheiding tussen Kerk en Staat te doorbreken, door "Gods (uitverkoren) Volk", of een alternatieve formulering daarvoor, tot maatstaf van het politieke denken te maken.

Het concept "Volk" is echter niets minder dan een waan. Zelfs als er tussen mensen uitgebreide biologische en culturele verwantschappen bestaan die men als "etnie" zou kunnen omschrijven, zelfs dan blijft het zo dat de leden van die etnie enerzijds erg verspreid en anderzijds gemengd met andere etnieën leven. Door emigratie en immigratie is elke samenleving principieel multi-etnisch, en heeft elke etnie een vorm van diaspora ondergaan. Het concept "Volk" in de betekenis van "Het Vlaamse Volk" is een waan als onderdeel van de Vlaams-nationale massahysterie, die men op haar beurt als een reactie op de globalisering kan beschouwen.

Volkerendenken verdeelt en vervreemdt de burgers, en polariseert de samenleving in wederzijds vijandige groepen die bezeten zijn door hun collectieve "identiteit". Volkerendenken schept autoritaire bestuursvormen waarbij bestuurders pretenderen te vertolken wat "Het Volk" wil. Het is een gesloten denken dat de zelfbeschikking en van het recht op afvalligheid van de burgers aantast. Net zoals het voor religieuze fundamentalisten ondenkbaar is dat iemand ervoor kiest de religie van oorsprong te verlaten, net zo miskennen flaminganten aan andere Vlamingen het recht om niet-flamingant te zijn.

Antropolologen beschouwen dit soort "voortrekkers" die zichzelf als "de zuiveren" zien, als een soort "etnie binnen een etnie" die de andere burgers wil overheersen. Dat laatste is inderdaad wat er gebeurt in Vlaanderen, waar een flamingante extremistische minderheid met manipulatieve technieken de controle over de Vlaamse politiek heeft verworven. Hierop kom ik later nog terug, in een volgende bijdrage.

Volkerendenken betekent dus een aantasting van de integriteit van de mens. De "Vlaamse zaak”" is daarom een slechte zaak, en daarom is "meer Vlaanderen" niet alleen nadelig voor "De Walen", maar in de eerste plaats voor "De Vlamingen" zelf. De "Vlaamse zaak" ontkent immers hun zelfbeschikkingrecht , of het stimuleert hun egoïsme.

Er blijkt een duidelijke samenhang te bestaan tussen een "verdere staatshervorming", arbeidsplicht, taaldwang, inburgering en consumptiedwang. Het "eigen" Vlaamse beleid moet immers een "strenge" opvolging van werklozen mogelijk maken, zorgen voor lastenverlagingen voor bedrijven, migranten aantrekken uit het buitenland en uit Wallonië. Maar die "migranten" dienen dan ingeburgerd te worden en moeten allemaal netjes Nederlands spreken, opdat ze geen bedreiging zouden vormen voor de "Vlaamse identiteit". De overwerkte Vlamingen reageren daarna hun stress af met vrolijk dwangmatig shoppen, en zorgen zo voor de uitbouw van de "economische motor" en voor nog grotere arbeidsplicht. Confederalisme is de blauwdruk voor een destructieve dwangmaatschappij.

Het is dan ook in de zelfbevestiging van de mens als mens, ook op economisch vlak, dat de weg ligt naar het bestrijden en het neutraliseren van de Vlaams-nationalistische agressie. Humanisme is het "tegengif" voor flamingantisme.

Voor mij betekent dit een humanisme van politiek-liberale oorsprong, een universeel humanisme: open, op redelijke individuele zelfbeschikking gericht, universeel en ecologisch, dwz zich niet beperkend tot de grenzen van de Europese cultuur of de beperkingen van een Grieks-Joods-Christelijke cultuur, noch tot de kortzichtigheid van een verouderd antropocentrisme dat zich afzet tegen de natuur.

Redelijke zelfbeschikking voor de individuele burger spiegelt zich in een redelijke soevereiniteit voor de Belgische natie, waarbij naar boven supranationale samenwerking, en naar onder binnenlandse delegering van bevoegdheden bestaat, volgens de principes van een mensenrechtelijk georiënteerde subsidiariteit. Daardoor ontstaat een veelheid van bestuursniveaus die de burgers in een multiculturele samenleving het meest opportuun beleid bieden dat hun welzijn behartigt. De drie te vermijden valkuilen zijn totalitaire democratie, verstikkend volkerendenken, en egoïsme.

Humanisme bestaat echter in een grote verscheidenheid en in alle kleuren. Zo zijn er christen-humanisten die hun humanisme inspireren op het christendom in het algemeen of op links-personalisme in het bijzonder. Een deel zoekt inspiratie bij renaissance-humanisten of in de Unitaristische kerk die daar uit voortkwam. Meestal relativeren of verwerpen ze daarbij de erfzondeleer van Augustinus en leggen ze de nadruk op de menselijke bekwaamheid om het goede te doen, op de menselijke vrijheid. Een aantal verkiest een leven in navolging van de menselijke Jesus ("imitatio Christi") boven de kerkelijke orthodoxie, rituelen en liturgie. Nog anderen vinden dat religie en dus ook het Christendom best bekeken en geëvalueerd worden met het oog op hun maatschappelijk nut: religie in dienst van de menselijk welzijn, ipv de mens onderworpen aan de Gods-Dienst.

Ook bij moslims bestaat islam-humanisme, niet in het minst onder de vorm van islam-feminisme. De Egyptische Nazira Zain al-Din was bij de eersten om de sluier af te leggen, in het kader van die tijd een expressie van grote moed. Vandaag zijn er in ook in Egypte mensenrechtenactivisten als Nawal El Saadawi. De humanistische moslims leggen de nadruk op de historische context en relativiteit van de Koran en de Sharia, zoeken een innerlijke beleving ("innerlijke Jihad") en concentreren zich op de geest en de ziel van de islam, ipv op een legalistische interpretatie van de voorschriften.

Ook andere religies hebben een humanistische grondslag, het taoïsme, het boeddhisme, het confucianisme, en vele andere. Ik denk aan figuren als de Dalai Lama en Mohandas Gandhi

Verder is er, al dan niet tegengesteld aan de vorige vormen van religieus humanisme, het seculier humanisme, dikwijls in combinatie met socialisme.

Humanistisch liberalisme vindt men bv bij Martha Nussbaum, die zich, ver van het libertarische kapitalisme en egoïsme, onder meer toelegt op "capabilities" , en zo een evenwicht zoekt tussen verantwoord overheidsbeleid en menselijke vrijheid.

Vanuit welke ideologie men ook vertrekt, de afkeer van fundamentalisme, ook van seculiere vormen van fundamentalisme, blijkt voor het humanisme de karaktereigenschap bij uitstek. Ieder mens heeft een referentiekader, een ideologie waarmee hij zijn leven zint geeft. Wie de zorg om de (mede)mens belangrijker vindt dan zulke eigen ideologie, stijgt daar bovenuit en is in staat verbonden vredelievend met anderen samen te leven. De verschillen tussen alle unieke mensen, zijn dan een uitgangspunt van contact, en geen belemmering.

Humanisme is dus een overbruggingsmiddel over de noodzakelijke en gewenste verscheidenheid binnen de samenleving.

Humanisme stelt ook het menselijk welzijn centraal en kan daardoor perfect de rol vervullen van kernwaarde voor een modern België. Het streven naar de integriteit en het welzijn van de individuele mens kan als richtinggevend principe de buitenlandse politiek, de ordehandhaving en het sociaal beleid sturen.

België als natie wordt zo symbool voor burgerlijke vrijheden en mensenrechten, van humanistisch eenheidsfederalisme.

Het wordt de hoogste tijd om een einde te maken aan 40 jaar communautaire wapenwedloop, aan het proces van polarisering en vervreemding dat ingeleid werd door politici als Gaston Eyskens en Hugo Schiltz.

We hebben nood aan een nieuwe start voor en naar een modern, humanistisch België.

Ga terug naar "Naar een Modern België (1): Eenheidsfederalisme"

7 januari 2008

NAAR EEN MODERN BELGIË(2): TAALHOFFELIJKHEID

Onze taalproblemen zijn in wezen godsdiensttwisten. De reden daarvoor is dubbel: Vlaams taalfundamentalisme is een vorm van seculier godsdienstig integrisme, en katholiek fundamentalisme is onlosmakelijk verbonden met de Vlaamse beweging.

Vlaamse taalfundamentalisten baseren zich steeds weer op het territorialiteitsbeginsel. Dat beginsel streeft naar het samenvallen van cultuur, bestuur en grondgebied en werd aangewend door Karel V bij de Vrede van Augsburg in 1555 om de godsdienstoorlogen te beëindigen die de droom van één groot christelijk Europa hypothekeerden. Achteraf bleek dit beleid van Karel V de religieuze polarisering op de spits te drijven en niet te milderen, en "zijn" Heilige Roomse Rijk spatte uit elkaar als een lappendeken. Het territorialiteitsbeginsel is dan ook een ongepast middel tot pacificatie.

De uiteindelijke oplossing voor de religieuze conflicten kwam na de Franse Revolutie, met de scheiding tussen Kerk en Staat, met het inschrijven van burgerlijke vrijheden in de grondwet. Anders gezegd: godsdienstvrijheid is de moderne oplossing voor godsdienstoorlog, het territorialiteitsbeginsel is een overblijfsel uit een ver verleden, een archaïsch en onwerkzaam beleidsinstrument.

Taalproblemen stellen zich niet alleen in België, en dat is een reden te meer er een grondige oplossing voor te zoeken. Die oplossing ligt in taalvrijheid, dwz in het (ten dele) loslaten van de koppeling van "grondgebied" met taal. We hebben een scheiding tussen Taal en Staat nodig, naar het voorbeeld van Scheiding tussen Kerk en Staat, dus taalvrijheid naar het model van godsdienstvrijheid.

We zouden kunnen werken met "erkende streektalen" zoals er ook "erkende godsdiensten" bestaan. Die erkenning kan gelden voor heel België, al zou het mogelijk zijn een hiërarchie van de talen volgens gewest en “stad of gemeente” af te spreken.

Het territorialiteitsbeginsel behoeft dus niet volledig geschrapt, maar sterk geminimaliseerd te worden. Stel dat dat in "Vlaanderen" de moedertaal van de meerderheid van de burgers Nederlands is, dan volgt daaruit dat de overheid in het Nederlands aanspreekbaar hoort te zijn, en dat Nederlands de aangewezen "eerste taal" is in onderwijs. Wat er niet uit volgt is een "uitsluitend Nederlandstalige" regio Vlaanderen. Taalvrijheid houdt in dat ieder burger probleemloos en zonder het ondergaan van intimidaties of sociale druk andere talen, en zeker de andere erkende landstalen kan gebruiken.

Taalvrijheid betekent dus in dat de overheid zich op taalgebied aanpast aan de burger en niet omgekeerd. Voor taalvrijheid geldt bovendien wat voor elke vrijheid geldt, nl. dat ze geen dekmantel mag zijn voor misbruik. Taalhoffelijkheid gaat dus steeds samen met taalvrijheid, dwz taalvrijheid impliceert taalhoffelijkheid, maar omgekeerd volgt uit taalhoffelijkheid dat men anderen taalvrijheid gunt. Taalvrijheid en taalhoffelijkheid zijn samen moderne beleidsinstrumenten, eigen aan principes van de liberale rechtstaat en van de mensenrechten.

Het gaat om het bewustzijn dat taal niet meer is dan een communicatiemiddel, een instrument dat slechts in zeer beperkte mate betrokken is bij de vorming van de menselijke identiteit. Taal omvat ook veel meer dan de louter gesproken taal, lichaamshoudingen zijn vrijwel universeel verstaanbaar voor wie over voldoende inlevingsvermogen beschikt. Communicatie is het voornaamste doel van (gesproken) taal, en daarom is in een meertalig land meertaligheid een uiting van respect voor de medeburgers, een expressie van burgerzin. Men kan dus van de burgers verwachten dat ze zich daarop toeleggen.

Adequate minderhedenrechten zoals ze door Europa worden voorgesteld, dienen dan ook ingeschreven in de wetgeving naast de erkenning verschillende landstalen, als extra hulpmiddel om onze taalproblemen op een moderne manier van een passende wetgeving te voorzien.

Taalvrijheid kan niet los gezien worden van de anti-discriminatiewetgeving. Waar taaldiscriminatie bestaat, moet een passend gerechtelijk antwoord mogelijk zijn. Anderzijds staat het territorialiteitsbeginsel haaks op het gelijkheidsbeginsel, omdat het de mogelijkheid biedt een "eigen", dwz ongelijk beleid te voeren.

De huidige achterhaalde, autoritaire en dogmatische taalwetgeving behoeft helemaal niet nageleefd te worden en is dringend aan herziening toe. De huidige taalwetgeving is immers achterhaald en reactionair, bron van sociaal conflict.

Waar we best werk van maken is een van een redelijke invulling van taalvrijheid geldend in heel België, onlosmakelijk verbonden met taalhoffelijkheid. Zo maken we samenleven mogelijk, en vermijden we polarisering. Zo zetten we een stap meer in de richting van eenheidsfederalisme, in de richting van een modern België.

Terug naar "Naar een Modern België(1): Eenheidsfederalisme"